1985-1990
Het prille begin
The kick-off
1990-1995
Het keerpunt
The turning point
1995-2000
De doorbraak
The break-through
2000-2005
Internationaal
International
2005-2010
De rijping
The maturation
2010-2015
De volgroeiing
Reaching maturity
2015-2020
De bewustwording
The awakening
1985-1990 HET PRILLE BEGIN - THE KICK-OFF
Anny Sempels, Lic. Germaanse talen
HOE HET GROEIDE
Frans Peerlings werd in 1939 in Bonheiden geboren als zoon van Sjarel de Scheper, die in Machelen bij Vilvoorde het beroep beenhouwer uitoefende. Zelfs voor slagers zag de wereld er toen waarschijnlijk niet schitterend uit, want WO II stond op het punt de hele westerse maatschappij te ontwrichten. Gelukkig was Frans toen nog maar een baby, misschien heeft hij herinneringen aan die tijd, maar ondanks het wereldgeweld verliep zijn jeugd naar verluidt tamelijk rimpelloos.
Later trok hij zoals iedere puber op met een aantal makkers, niets ongewoons zou je op het eerste gezicht zeggen, ware het niet dat hij en zijn kameraden, de “bende van de waterkiekens “, zich bezighielden met activiteiten die voor pubers toch wel enigszins vreemd te noemen zijn : het doel van hun tochten was cultuur. Vanaf zijn prilste jeugd is Frans op zoek gegaan naar uitingen van cultuur. Hoewel hij eerst in de richting van de literatuur evolueerde, raakte hij al vlug in de ban van de beeldende kunst. Hij tekende altijd en overal. Wat hij mooi vond, en vooral kleuren hadden zijn aandacht, probeerde hij na te schilderen. Het kon dan ook niet uitblijven dat hij geboeid geraakte door het rijke kleurenpalet van o.a. de impressionisten en Van Gogh. Zijn eerste reproducties maakte hij door gebrek aan middelen op de meest onwaarschijnlijke materialen. In zijn atelier heeft hij nog een werkje dat hij schilderde op de achterkant van een ganzenbord, dat was hopelijk niet meer in gebruik.
Bijna 20 jaar geleden, vond Frans toevallig op “het groot vuil” dat in de straat van zijn ouders op afhaling wachtte een afgedankte schildersezel en een paar oude doeken. De eigenaar-schilder was daar overleden en blijkbaar kon niemand van de nabestaanden met die oude rommel iets aanvangen. Frans wel. Hij zeulde het hele boeltje mee naar huis en tot de dag van vandaag gebruikt hij nog steeds die oude weggegooide schildersezel. Zo zie je maar weer. De ene zijn dood is de ander zijn brood. Nu kon hij echt terug aan de slag.
Een paar maanden later maakte hij en wandeling op de Dijledijk die vlak achter zijn tuin ligt. Het moet zo een van die zwaar bewolkte dagen geweest zijn, wanneer de zon haar uiterste best doet om toch maar door het wolkendek te breken. Dergelijke beelden hebben wij waarschijnlijk al allemaal gezien : zonnestralen die een gouden afgelijnde baan maken tot ze de aarde, in dit geval het water van de Dijle, bereikten. Frans geraakte gefascineerd door dit bijna surrealistisch beeld en schilderde het. Meteen had hij zijn eigen stijl en een thema ontdekt, namelijk de piramide.
Het duurde tot 1985 voor Frans echt met eigen werk begon. Dat was een herfstbeeld, een impressie van geel. Ongeveer die tijd leerde hij ook Geo Sempels beter kennen. Er wordt wel eens beweerd dat Frapee een leerling was van Sempels. Niets is minder waar. De rol van Geo Sempels in het leven van Frapee bestond er alleen in, dat hij hem aanspoorde en overtuigde van het feit dat hij moest doorzetten met zijn eigen stijl.
Waarom duurde het zo lang voor Frapee met eigen werk naar voren kwam? Voor een deel lag dat ongetwijfeld aan zijn omgeving en zijn achtergrond. Naar een academie was hij nooit geweest. Schilders waren in zijn ogen misschien een soort halfgoden waar hij niet aan kon of durfde tippen. Wie zal het zeggen? Gaandeweg leerde hij een aantal mensen kennen, die hem de nodige zelfzekerheid gaven om de stap naar een eerste bescheiden tentoonstelling te wagen. Persoonlijk kan ik er wel inkomen, dat iemand aarzelt om eigen werk voor de leeuwen te gooien. Het is als een publieke striptease, het vraagt heel wat durf. Het lokt ook kritiek uit en hoe zou die zijn? Ieder kunstenaar moet denk ik op een bepaald ogenblik beschikken over een flinke dosis exhibitionisme om voor het eerst die stap te zetten.Maar, Frapee hielp het lot een handje. Vanaf het ogenblik dat hij voor zichzelf uitgemaakt had, dat zijn werk inderdaad de moeite waard was, dat hij iets unieks te bieden had, heeft hij de koe zeer drastisch bij de spreekwoordelijke horens gevat.
In 1986 stapte hij met één schilderijtje, “Pieter” genaamd, onder de arm naar Staf Gillé. Deze verstokte vrijgezel, was toen conservator van “De Witte Vlag” in Rijmenam. Hij organiseerde tentoonstellingen en andere culturele activiteiten. Onze Frans stapte er met het eerder vermelde schilderijtje op af en vroeg doodleuk of hij eens mocht tentoonstellen. Daar had Staf Gillé wel oren naar, maar hij wou natuurlijk wel eerst even wat werk zien. Dat kon…
Spijtig genoeg kan meneer Gillé hier niet meer komen vertellen wat hij toen dacht, maar ik kan me wel even voorstellen dat hij de kluts kwijt was toen bleek dat Frapee daar stond met zijn enige oeuvre onder zijn arm. Waarom stuurde Staf Gillé hem niet spottend weg? Hij was op dat ogenblik al een oud en wijs man, hij had ongetwijfeld al vele rare dingen meegemaakt. Was het de absurditeit van de situatie? Was het een manier om zich zonder veel poespas van de rare snuiter te ontdoen? Was het omdat hij direct mogelijkheden zag in dit bizarre werk? Niemand zal het ooit met zekerheid kunnen zeggen. Feit is, dat Staf Gillé en Frapee afspraken dat hij twee jaar later met 20 schilderijen in dezelfde stijl zou mogen tentoonstellen in “De Witte Vlag”. Het was een keerpunt voor Frapee. Hij werkte secuur door en kwam de afspraak na. In 1988 stelde hij voor het eerst tentoon met 20 werken in Rijmenam in “De Witte Vlag”.
Staf Gillé begon zijn openingstoespraak met de woorden “Het is nieuw werk dat jong en fris aandoet, Frans Peerlings weet ons telkens wat te vertellen met een verrassend kleurenspel, spontaan gedaan met een sterk effect. Waarom zou het géén kunst zijn?”
Sindsdien is alles in een stroomversnelling gegaan. De laatbloeier Frapee is nu géén onzeker liefhebber meer, maar een uniek artiest in volle evolutie.
Uit openingstoespraak tentoonstelling Frans Peerlings.
30 oktober 2003 – C.C. Bonheiden
Prof. Frans J. Wauters († 2006)
FRANS PEERLINGS PAINTS LIKE HE WOULD HAVE WRITTEN
In their youth, Frans J. Wauters and Frans Peerlings were best friends and they would always remain as thick as thieves. Wauters wrote several introductions for Frans Peerlings and he even wrote the monograph in 2002 “Frans Peerlings, Schilder van het Onbewuste” (Frans Peerlings, Painter of the Unconscious). In that monograph, Frans Wauters illustrates that Frans Peerlings had, and still has, many literary qualities and he goes into Frans’ short story “De Fantasiavogel” (The Fantasia Bird), written in 1977. He also explains why Frans Peerlings wrote his dissertation on the theme “Psychology and Dreams” when studying at the Rijkstechnische Normaalleergangen (teacher’s college).
In his speech at the opening of Frans Peerlings in the VOC in Mechelen on the 15th of September 1989, Frans Wauters quotes:
Two years after having written the marvellous dream story “De Fantasiavogel”, Frans Peerlings would go into a similar topic for his dissertation at the Rijkstechnische Normaalleergangen here in Mechelen. In his study “Psychology and dreams”, illustrated with a drawing in which already all the characteristics of his current work can be discovered, such as the human shape melting into an animal one and visa versa, which was also already the theme of “De Fantasiavogel”, he goes more deeply into the phenomenon ‘dream’. Dreams, so he writes, are the gates to a new world: they are pure life, the spontaneous expression of our feelings and impulses, of our wishes we hardly dare to cherish. This “New World”, these dreams, is represented by Frans Peerlings in the paintings “Uit het onbewuste” (From the Unconscious), which he will present today.
Furthermore, he also writes: “In a dreamlike state, it is impossible to have a correct notion of time. If the soul now goes on holiday and flies over and reaches oceans and continents within a few seconds, then for our inner eye, the relativeness of time is clearly demonstrated.” That unification of timeless moments and images, you can also find it in this expressive work.
Or even more: “Dreams don’t follow the laws of logic”, initially meaning that the laws of space are simply no longer existent in a dream. That is why, when you take a first look at Frans Peerlings' work, you are probably surprised by that special, extraordinary, spatial composition, although it is very logically composed, in my opinion. The author, poet, painter therefore not only creates his own dream, but also his own space, in which he expressively gives shape to his dream
Because, as Frans Peerlings continues to write, “dream images are presentations happening in the unconscious.” And that has several consequences: “In his dream, a human being is freer than when he is awake.” He therefore doesn’t have to take into account the dominant laws of reality, of the daily fight for self-preservation. He therefore doesn’t have to think in the logic categories of space and time. “The dreamlike state has been the ideal state to start of humanity. Every thought deviously goes from the unconscious to reality, as the law of Bernheim states it. In the unconscious, in the deeper layers of the soul, there is the limit of desire. This unconscious not only contains our entire past, but also our future.”
Prof. Frans J. Wauters († 2006)
FRANS PEERLINGS SCHILDERT ZOALS HIJ ZOU GESCHREVEN HEBBEN.
Prof Frans J. Wauters was in Frans Peerlings’ jeugdjaren zijn beste vriend en zou het door dik en dun altijd blijven. Wauters deed voor Frans Peerlings meerdere inleidingen en schreef zelfs in 2002 de monografie “ Frans Peerlings, Schilder van het Onbewuste”. In deze monografie toont Frans Wauters aan dat Frans Peerlings over heel wat literaire kwaliteiten beschikte en nog beschikt en hij bespreek er Frans zijn kortverhaal “De Fantasiavogel” geschreven in 1977 en hij legt ook uit waarom Frans Peerlings bij het doorlopen van zijn Normaalleergangen het thema “Psychologie en Dromen” als zijn eindwerk nam. In zijn toespraak bij de opening van Frans Peerlings in het V.O.C. te Mechelen op 15 september 1989 citeert Frans Wauters: Twee jaar na het schrijven van het wondere droomverhaal “De Fantasiavogel”, zou Frans Peerlings in zijn eindwerk voor de Rijkstechnische Normaalleergangen hier in Mechelen, een gelijkaardig thema behandelen.
In zijn studie “Psychologie en dromen”, geïllustreerd met een tekening waarin reeds alle vormelementen van zijn huidige schilderwerk te ontdekken zijn, zoals het vervloeien van de menselijke in de dierlijke vorm en omgekeerd, wat toch ook reeds het thema was van “De Fantasiavogel”, gaat hij dieper in op het verschijnsel droom. Dromen, schrijft hij, vormen de poorten van een nieuwe wereld : ze zijn onvervalst leven, de spontane uiting van onze gevoelens en impulsen, van onze nauwelijks te durven koesteren wensen. Deze “Nieuwe wereld”, deze dromen, ver-beeldt Frans Peerlings in de schilderijen “Uit het onbewuste”, die hij vandaag voorstelt.
Verder schrijft hij ook : “In droomtoestand bestaat het onvermogen de tijd juist te schatten. Als de ziel nu in een droom op reis gaat en in seconden oceanen en continenten overvliegt en bereikt, dan wordt voor ons innerlijk oog aanschouwelijk de betrekkelijkheid van de tijd gedemonstreerd”. Ook dat samenbrengen van tijdloze momenten en beelden vind je in dit plastisch werk. Of nog verder : “Dromen volgen de wetten van de logica niet”, waarmee hij dan in eerste instantie bedoelt dat de wetten van de ruimtelijkheid in de droom gewoonweg niet meer bestaan. Vandaar dat je bij Frans Peerlings’ werk, ook al is het volgens mij erg logisch opgebouwd, bij een eerste aanblik allicht verrast kan zijn door die speciale, niet alledaagse, ruimtelijke opbouw. Zo schept de auteur, de dichter, de kunstschilder niet alléén zijn eigen droom, maar ook zijn eigen ruimte, waarbinnen hij die droom plastisch gestalte geeft Want, zo schrijft Frans Peerlings verder, “ droombeelden zijn in het onbewuste plaatsvindende voorstellingen “. En dat heeft diverse gevolgen : “In de droom is de mens vrijer dan in wakende toestand “. Hij moet derhalve geen rekening houden met de heersende wetten van de werkelijkheid, van het dagdagelijks gevecht om de zelfinstandhouding, hij moet derhalve niet denken in de logische categorieën van ruimte en tijd. “De droomtoestand is de ideale begintoestand van de mensheid geweest. Elke gedachte gaat langs een omweg van het onbewuste naar de werkelijkheid, zoals de wet van Bernheim het wil. In het onbewuste, in de diepere lagen van de ziel, ligt de grens van het willen. Dit onbewuste bevat niet slechts ons hele verleden, doch ook onze toekomst. “
ATELIER FRANS PEERLINGS Pakhuis 't Glorie 2000 Antwerpen-Antwerp België-Belgium.
bezoekers/visitors
©2020 FRAPEE