1985-1990
 
Het prille begin
The kick-off


1990-1995
 
Het keerpunt
The turning point


1995-2000
 
De doorbraak
The break-through


2000-2005

Internationaal
International


2005-2010

De rijping
The maturation


2010-2015

De volgroeiing
Reaching maturity


2015-2020

De bewustwording
The awakening


2020-heden

Heden
Present

De doorbraak / The break-through

2015 - 2020 DE BEWUSTWORDING - THE AWAKENING

 

  • Dirk
    De Wachter

  • Dirk De Wachter
    (English)

 

Dirk De Wachter, psychiater

 

DE DROOM VAN FRANS PEERLINGS ?

 

Zoals U weet ben ik psychiater, mijn excuus, het is zo gegaan, ik kon niet anders . Men heeft mij gevraagd om iets te vertellen over het werk van Frans Peerlings, en wel over het thema ‘droom’ dat in dit oeuvre verschijnt. Ik zal mijn best doen.

 

Eerst iets over mijzelf, als korte inleiding en verklaring. Een van mijn dromen was om kunstenaar te worden, schilder. In mijn jonge jaren kon ik namelijk goed tekenen. Ik ging dus naar de academie en leerde er de techniek van het olieverfgebeuren bij Tony Blickx, de vader van Theo Blickx, die de leraar was van Rik Wauters, in Mechelen. Het schilderen naar levend model vond ik bijzonder boeiend. Al snel bleek ik echter tegen mijn grote tekorten aan te lopen. Blickx herhaalde steeds weer: stop toch met zo mooi te tekenen, dat is geen kunst. Ik moest ontgoocheld afdruipen, daar ging mijn droom. Later begreep ik pas wat hij bedoelde: kunst heeft te maken met het creëren, met het scheppen van nieuwe werkelijkheden, die herkenbaar zijn in de geest van anderen. Eigenlijk gaat het om het oproepen van herkenbare, maar onbewuste thema’s, beelden die ons raken zonder dat we duidelijk weten waarom.

 

Ik was natuurlijk erg ontgoocheld dat ik dat zelf niet kon, ook muzikant worden of voetballer was al mislukt, ik bleek niets te kunnen. Gelukkig had ik een begripvolle en liefhebbende moeder die mij goede raad gaf. Ze zei me : “Het is niets , jongen, als ge niks kunt, moet ge maar gaan studeren.” Ik ben dan gaan zoeken naar het langste wat men kan studeren : geneeskunde, psychiatrie, doctoraat, eigenlijk ben ik nog maar net afgestudeerd. Als psychiater ben ik dan beginnen speuren naar de wortels van de kunst, naar wat ik zelf niet kon. Ik vertrek hierbij van eerbied en bewondering, dat is een beter uitgangspunt dan afgunst en jaloezie.

Als we nadenken over de betekenis van dromen en kunst komen we vanzelfsprekend bij Sigmund Freud terecht. Hij was de eerste die de betekenis van het onbewuste ontdekte in het dagelijks leven, maar ook in de verschijning van kunst en cultuur. Zijn ideeën zijn van blijvende betekenis voor de kunstscene, hoewel de psychoanalyse in de academische en psychiatrische wereld erg kritisch worden bekeken. Voor hem is de droom, maar ook het kunstwerk, de koninklijke weg naar het onbewuste, waar de verklaring kan liggen voor soms onbegrijpelijke gedragingen van de mens. Zoals u weet zijn bij Freud de Eros en, de Thanatos de dragende structuren. In de interpretatie van kunstwerken leidde dit vaak tot wat banale, voorspelbare en zelfs platvloerse interpretaties waarbij in alle schilderijen penissen en vagina’s werden ontdekt. De kunstenaar werd zo de drager van het perverse, al was het in een gesublimeerde vorm. Hoewel ik zelf een maturiteitsproef maakte over “Traumdeutung” van Freud, vond ik de benadering niet gepast voor vanavond, ik wou me er niet al te gemakkelijk van afmaken.

 

Ik heb mij gericht tot de droomanalyse kwam en zijn eigen, eigenzinnige weg is gegaan. Ook Jung vond dat de droom naar het onbewuste kon leiden, maar hij ging een stap verder. Voor hem was dit onbewuste geworteld in iets collectief, een oeroude structuur die over alle culturen heen in elke mens verborgen ligt. Het is een sediment van diep versteende lagen die de mensheid verbinden. We vinden ze terug in de mythologie, in de symbolen, in de religieuze rituelen die sinds het ontstaan van de menselijke cultuur overal terugkomen. En, we vinden ze terug in de kunst.

 

Nu kom ik tot de Peerlingse werken. Overal zie ik labyrintische structuren, met wriemelende humanoïde figuren die me doen denken aan de oervormen van de Levinasiaanse il-y-a. De oorsprong van de wereld volgens Levinas is een dreigende volheid, een zijn-zonder-zijn, een anoniem gedruis, dat ik zie terugkomen in vele werken. Er lijkt een grondvorm te zijn die vol, subjectloos en ingesloten blijft. Ik zie dat vaak terugkomen, een ontologisch niets dat opdringerig ruist. Dan verschijnt echter een individuele aanwezigheid, vaak ,in de vorm van een vogelachtig wezen, die zich losmaakt uit het kleurengewriemel van het moeras. De noodzaak om te zijn is de oerwens van het vliegen, het ontstijgen uit de anonieme massa. “Reaching for the sky, just to surrender”, een wanhopige poging tot vrijheid, tot eigenheid, tot zelf worden. Jung spreekt van individuatie. Bij hem is de droom geen terugkijkende causale verklaring, maar een prospectieve, zelfs anticiperende blik.

 

Zou het kunnen gaan over het universele thema van de kleine mens die een eigen zelf wil zijn in de kolkende en kleverige ruimte van het naamloze zijn? Zou het kunnen dat dit een herkenbaar thema is? Zou het kunnen dat we dit verdringen, maar ook herkennen en dat het ons wat troost biedt in onze eenzame strijd? Zou het kunnen dat de creatieve inbreng van de kunstenaar een gesublimeerde exposure biedt voor diep verborgen angsten?

Het werk van Peerlings mondt niet uit in vrolijke zelfgenoegzaamheid, de ontwikkelende figuren blijven worstelen, de strijd eindigt niet. Er lijkt geen definitieve oplossing voor het bestaan, zelf de gevleugelde wezens zijn blijven verkleefd aan de opslorpende naamloosheid, “Like a bird on a wire”.

 

Ik vind de Jungiaanse archetypes van mannelijke en vrouwelijke animus/anima vormen die naast elkaar bestaan in een onmogelijk verlangen. Zou het kunnen dat deze kunst het onoverbrugbare verschil van de Ander toont? Zou het kunnen dat de zelfbevestiging en het ontstijgen aan de anonimiteit een ondraaglijke eenzaamheid inhoudt? Zou het kunnen dat het radicaal anders zijn van de geliefde ander zich toont in de starende blikken die ons nadrukkelijk aankijken “de face-en-face”? Zou het kunnen dat deze werken ons terugwerpen op ons vreemdeling-zijn? “I told you when I came I was a stranger”.

 

Zijn dit religieuze thema’s? Is de kunst een vervangen van het vacuüm dat de secularisering achterlaat? Zou de mens een onvermijdelijk spiritueel wezen kunnen zijn dat zoekt naar symbolen, naar verschijningsvormen in dit onbegrijpelijk bestaan? Kunnen de enigmatisch beelden van Peerlingse figuren een herkenbare spiegel vormen in een dreigende zinloosheid? Is het onbegrijpelijke juist geruststellend?

 

Laat me eindigen met de woorden van de Franse filosoof Paul Ricoeur : “Le symbole donne à penser”. Laat deze tentoonstelling niet alleen een bron van schoonheid zijn, maar een toegang tot nadenken.

 

Expo – Pakhuis ’t Glorie Antwerpen – Maart 2019.

 

Dirk De Wachter, psychiatrist.

 

FRANS PEERLINGS’ DREAM.

 

As you know, I am a psychiatrist, I apologise, it happened that way, I could not help it. I was asked to say you something about the work of Frans Peerlings, about the ‘dream’ theme that appears in this oeuvre.

 

First something about myself, as a short introduction and explanation. One of my dreams was to become an artist, a painter. In my younger years I could draw well. I went to the academy and learned the technique of oil painting from Tony Blickx, the father of Theo Blickx, who was a teacher of Rik Wauters, in Mechelen. I found painting after living model particularly fascinating. However , I soon found myself facing a few shortcomings. Blickx repeated again and again : “ Stop drawing so beautifully, that’s no art”. Disappointed, I had to acknowledge my defeat, my dream went up in smoke. Only later did I understand what he meant: art has to do with creatiation, with creating new realities that are recognizable in the minds of others. In fact, it is about evoking recognizable but unconscious themes, images that touch us without clearly knowing why.

 

I was of course very disappointed that I could not do that myself, also becoming a musician or football player had already failed, I turned out to be unable to do anything. Fortunately I had an understanding and loving mother who gave me good advice. She said to me: “It’s OK if you can’t do anything, just go and study”. Then I started looking for the most extensive studies one could do : medicine, psychiatrist, doctorate, in fact I ‘ve only just graduated. As a psychiatrist I started to search for he roots of art, for what I could not do myself. I started from reverence and admiration, that is a better starting point than envy and jealousy.

 

When we think about dreams and art, we naturally end up with Sigmund Freud. He was the first to discover the meaning of the unconscious in daily life, but also in the appearance of art and culture. His ideas are of lasting significance for this art scene, although the psychoanalysis in the academic and psychiatric world is viewed very critically. For him, the dream, but also the work of art, is the royal road tot the unconscious, where the explanation can lie for sometimes incomprehensible human behavior. As you know with Freud the Eros and the Thanatos are the supporting structures. In the interpretation of works of art, this often led to somewhat banal, predictable and even vulgar interpretations in which penises and vaginas were discovered in all paintings. The art thus became the carrier of the perverse, as if it were in sublimated form. Although I did a maturity test on Freud’s ‘Traumdeutung’, I didn’t think the approach was appropriate for tonight, I didn’t want to get over it too easily.

 

Then I turned tot he origins of the exsisting dream analyses that went their own wayward way. Also Jung thought that the dream could lead to the unconscious, but he went a step further. To him, this unconscious was rooted in something collective, an ancient structure, that regardless of all cultures, is hidden in every person. It is a sediment of deeply petrified layers that connect humanity. We find them in mythology, in the symbols, in the religious rituals that have been everywhere since the emergence of human culture. And we find them in art.

 

Now I come to the works of Frans Peerlings. Everywhere I see labyrinthine structures, with wriggling humanoid figures that remind me of the primordial forms of the Levinasian ‘il-y-a’. The origin of the world according to Levinas is an impending fullness, being without being, an anonymous noise that I see coming back in many works. There seems to be a basic form that remains full, subjectless and enclosed. I often recognize that come back, an ontological nothing that is intrusive. Then however, an individual presence appears, often in the form of a bird-like creature, which detaches itself from the color swelling of the swamp. The need and the primordial desire of flying, to be released from the anonymous mass. ‘Reaching for he sky, just to surrrender’ a desperate attempt at freedom, at individuality, at becoming yourself. Jung speaks of “individuation”. For him the dream is not a causal explanation, but a prospective even anticipatory look.

 

Could it be about the universal theme of the little person who wants to be his own self in the swirling and sticky space of being unnamed? Could it be that this is a recognizable theme? Could it be that we repress this but also recognize it and that it provides us with some comfort in our lonely struggle? Could it be that the creative input of the artist offers a sublimated exposure to deeply hidden fears?

 

The work of Frans Peerlings does not lead to cheerful satisfaction, the developed figures continue to struggle, the struggle does not end. There does not seem to be a definite solution of existence, even the winged creatures constandly remind us of our anonymity, ‘Like a bird on a wire’.

 

I recognize the Jungian archetypes of male and female anus/anima forms that coexist in an impossible desire in his work. Could it be that this art shows the irreconcilable difference of the Other? Could it be that self-affirmation and the transcendence of anonymity entails an unfathomable loneliness? Could it be that the radically different nature of the beloved other shows itself in staring glances that explicitly look at us ‘face-to-face’? Could it be that these works reflect our inner stranger? ‘ I told you when I came I was a stranger’.

 

Are these religious themes? Is the art replacing the vacuum that secularization leaves behind? Can man be an inevitable spiritual being who searches for symbols, for manifestations in this incomprehensible existence? Can the only enigmatic images of Peerlings’ figures form a recognizable mirror in a impending futility?

 

Let me end with the words of French philosopher Paul Ricoeuir: ‘Le symbole donne à penser’. Let this exhibition not only be a source of beauty, but an access to thought.

 

Exhibition - Pakhuis ’t Glorie Antwerp - March 2019.


ATELIER FRANS PEERLINGS Pakhuis 't Glorie 2000 Antwerpen-Antwerp   België-Belgium.


  

bezoekers/visitors

  

©2020 FRAPEE